1. Geef een toepasselijke naam aan de boom. Denk aan de grootte, vorm van de takken, de kleuren, bladvorm, vruchten, ruwe of zachte schors.
De takken staan voor groten deels recht omhoog. De schors is bruin en ruw. De bladeren zijn groen en heeft 6 kleine blaadjes aan 1 groot blad.
Nederlandse naam: witte paardenkastanje boom.
Latijnse naam: aesculus hippocastanum
2. Beschrijf de omgeving van de boom: wat zie en hoor je, staat de boom alleen of tussen andere bomen en struiken? Maak een kort verhaaltje
De omgeving is best druk, de boom staat op een rotonde midden in een woonwijk dus je hoort vooral veel mensen en soms een auto. Er staan nog een paar andere witte paardenkastje boom en frambozen en bramen.
3. Scan een blad van de boom in of maak er een foto van. Geef de anatomie weer van het blad
Als de plant bloeit maak je een natuurgetrouwe tekening waarin je de onderdelen waar geeft.
4. Maak een afdruk van de schors. Houd een papiertje tegen de schors aan en wrijf voorzichtig met
het potlood over het papier. Scan vervolgens de tekening in of maak een foto van de schors.
Zie rechts
5. Teken het silhouet van je boom na. Ga iets van de boom af staan, zodat je hem helemaal in beeld
hebt. Kleur het silhouet of schaduwbeeld in.
Zie rechts
6. Meet de omtrek van de boom met een meetlint op 1.30 m hoogte.
54 cm
7. Meet de hoogte van de boom met een eenvoudige geodriehoek.
(Zie ook: bijlage 2 of http://www.youtube.com/watch?v=DAHz8EoSsPY)

8.Hoe plant de boom zich voort? Vertel hier iets over.
De bloemen van de witte paardenkastanje boom. zijn katjes. Mannelijke katjes bevatten meeldraden,
vrouwelijke hebben stampers.
De bevruchting vind plaats door insecten. De vrucht is een kastanje. In de herfst vallen deze naar beneden
en verspreid zich.
9. Noteer de namen van de bomen en struiken die in de buurt van de boom staan. Probeer bomen of
struiken die je niet kent met een zoekkaart of boekje op te zoeken. Deze staan ook op jullie
lijntransect.
Er staan nog wat witte paardenkastanje bomen, bramen en frambozen .
10. Zoek op de boom (stam, takken, bladeren), maar ook op de grond naar beestjes. Zoek er een aantal
op in een boekje. Zoek ook naar sporen (vraatsporen, gallen, veren, holletjes, nesten).
Er lopen naaktslakken, regenwormen en een paarse loopkever.
11.Zoek in een flora algemene informatie over de groeiplaatsen van de boom. Kun je ook de familienaam van jouw boom
achterhalen? Wat voor eisen stelt de boom aan zijn omgeving.
Bij voorkeur groeit de kastanjeboom in moerassige streken, maar hij stelt weinig eisen aan zijn omgeving en komt dus in alle
milieus en grondsoorten voor. In het hoge noorden of tegen de boomgrens kan kastanjeboom zich niet meer overeind houden
en kruipt dan als een struik over de grond.
12.Kun je bijzondere gegevens vinden over jouw boom? En over de boomsoort in het algemeen? Heeft de boom bijvoorbeeld een speciale betekenis in verhalen of wordt hij door de mens voor verf of medicijnen gebruikt? Schrijf zoveel mogelijk wetenswaardigheden van jouw boomsoort op.
Zijn naam heeft de tamme kastanje waarschijnlijk te danken aan de Griekse stad Kastanéia in Pontus, een historische landstreek aan de kust van de Zwarte Zee, waar men hem op grote schaal cultiveerde. De Romeinen veranderden zijn naam in Castanea. Het woord sativa betekent gecultiveerd, nuttig of verzadigend.
Maak jouw eigen website met JouwWeb